Recentelijk publiceerde de Radboud Universiteit van Nijmegen een persbericht over onderzoek van Barbara Franke met de kop ‘eerste genen voor ADHD gevonden’. Druk&Dwars medewerkers Sanne te Meerman en Laura Batstra maken gehakt van deze voorbarige conclusie en het Algemeen dagblad publiceerde vandaag een ingekorte versie van hun kritiek en argumenten. Hier leest u hun volledige tekst:
Recent verscheen een persbericht van de Radboud Universiteit Nijmegen over onderzoek van hoogleraar Barbara Franke met de misleidende maar mediagenieke kop ‘Eerste genen voor ADHD gevonden’. Dit is niet de eerste keer dat deze onderzoeksgroep een sterk verdraaide conclusie verspreidt. In 2017 kopten ze ‘ADHD op 5 plekken in de hersenen zichtbaar’. Er kwam veel kritiek op deze bewering, want het betreffende onderzoek liet juist zien dat er nauwelijks waarneembare hersenverschillen zijn tussen mensen met en zonder de classificatie ADHD: veel mensen met een ADHD-classificatie hebben helemaal geen kleinere hersenen en er zijn heel veel mensen met relatief kleine hersenen die geen ADHD gedrag vertonen. Helaas was ondertussen de boodschap dat ‘nu bewezen is dat ADHD een hersenziekte is’ al wijd verspreid. De kritiek op deze onjuiste en schadelijke voorlichting kreeg veel minder aandacht.
Voorlichting over erfelijkheid
Gedrag dat beloond wordt (in dit geval met media aandacht, wetenschappelijk scoren, en een subsidie voor de eerste auteur van het wetenschappelijke artikel) herhaalt zich doorgaans, en dat zien we ook gebeuren met het bericht vanuit de onderzoeksgroep van Franke over genen en ADHD. Bij de voorlichting over de erfelijkheid van ADHD gaat al langere tijd iets goed mis. Veel bronnen noemen percentages van 75 procent of hoger. Deze getallen zijn echter gebaseerd op tweelingstudies die nauwelijks de invloed van genen en omgeving van elkaar kunnen scheiden. Echt DNA-onderzoek, zoals dat van Franke, schat de invloed van genvariaties op ADHD op slechts een paar procent. De meeste mensen met ADHD hebben die genvariaties dus niet, en heel veel mensen zonder ADHD hebben ze wel. Franke vond zelfs dat de 4 procent gezamenlijke invloed die een aantal eerder ontdekte genetische variaties zou hebben, er waarschijnlijk niet is.
Appel subsidievertrekkers
Vreemd genoeg noemt Franke de eigen bevindingen baanbrekend en claimt ze dat “de zoektocht naar de biologische mechanismen achter ADHD nu pas echt kan beginnen”. Met de suggestie dat voor de praktijk bruikbare resultaten nu binnen handbereik zijn, wordt een groot appel op subsidieverstrekkers gedaan om dit wonder mogelijk te maken. Een nieuwe grote zak geld zal de toekomst van de onderzoeksgroep zeer goed doen, maar de kans dat ze de voorbarige titel van het persbericht ‘genen voor ADHD gevonden’ ooit waar zal maken is minimaal. Daarvoor is de invloed van omgeving op (als) druk en ongeconcentreerd gedrag (ervaren) te groot en de groep die we scharen onder de parapluterm ADHD te heterogeen.
Erfelijk is niet afwijkend
En zelfs als men ooit een ADHD gen vindt, wat kan de praktijk daar dan mee? Volgens Franke is het van belang dat een genetische oorzaak en biologische mechanismen achter ADHD duidelijker worden, “… omdat er nog steeds mensen zijn die ADHD niet als een echte aandoening beschouwen.” Een kromme redenatie, want als een genetische oorzaak ‘bewijst’ dat een kenmerk een aandoening is, dan is rood haar dus ook een ‘echte aandoening’.
Stigmatiserend
Wij vrezen dat de door de Radboud verspreide generaliserende en stigmatiserende boodschap dat ADHD een erfelijke hersenaandoening is, de klinische praktijk en gediagnosticeerde kinderen en volwassenen vaak juist niet zal helpen. Het containerbegrip ADHD ten onrechte neerzetten als één probleem dat in individuen huist, maakt alle mensen met deze classificatie eigenaar van de problemen die er zijn en verkleint de kans dat we mogelijkheden in de omgeving zien en benutten. Zonde, want vermoedelijk valt er nog veel winst te behalen met bijvoorbeeld investeringen in het onderwijs, armoedebestrijding, en het versoepelen van de nauwe normen waar steeds meer kinderen en volwassenen buiten vallen.
Dr. Laura Batstra (Universitair Hoofddocent bij de Faculteit Gedrags- en Maatschappij Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen) en Drs. Sanne te Meerman (onderzoeker bij de Hanze Hogeschool Groningen) zetten zich vanuit de door ZON-MW geïnitieerde ‘Academische Werkplaats ADHD en Druk gedrag’ in voor juiste voorlichting op het gebied van ADHD en druk gedrag.