“Hier moeten we echt hard aan gaan trekken”. Fronsend wijst de juf naar de grafieken die de citoscores van mijn zoontje weergeven. Op met name lezen scoort zoonlief belabberd. Elk tien-minutengesprek over dit kind van mij verloopt hetzelfde; de leerkracht uit bezorgdheid over de benedengemiddelde prestaties en ik zucht eens diep.
Zolang we gemiddelden hanteren zullen er kinderen zijn die benedengemiddeld scoren op de vaardigheden die de cito zou meten. We kunnen met hen gaan oefenen tot hun scores – soms wel soms niet –verbeteren. Het gevolg daarvan zal zijn dat het groepsgemiddelde omhoog gaat, maar er zullen evenveel leerlingen overblijven die vervolgens weer onder dat nieuwe groepsgemiddelde scoren. Dat is zo onvermijdelijk dat we er misschien eens over na zouden kunnen gaan denken om op te houden met dat gesjor aan kinderen.
In onze maatschappij is het normaal om voortdurend zelfverbetering en verbetering van je kind na te streven. Hersenen, IQ en schoolprestaties zijn daarbij populair. Buitenspelen met je kind is niet langer iets om van te genieten, nee, het is een manier om “onze hersenen fit te houden”. Nieuwsberichten als ‘Sport tijdens de zwangerschap is goed voor de hersenen van je kind’ sporen toekomstige moeders aan om al tijdens de zwangerschap te werken aan de hersenen van hun baby. Muziek maken is niet meer gewoon een aangename bezigheid voor kinderen; het verbetert hun IQ en leerprestaties. Hoogleraar Psychiatrie René Kahn prijst zelfs het gewelddadige videospel ‘Call of Duty’ aan, omdat het een positief effect zou hebben op het kinderbrein.
Alles dus om het kind beter te maken dan het is. Toen ik nog in de kinderpsychiatrie werkte heb ik meegemaakt dat ouders Ritalin voor hun kind wilden, opdat het Havo in plaats van VMBO zou kunnen doen. Het is al enige tijd bekend dat deze ADHD-medicatie de schoolprestaties niet verbetert (professionals die anders beweren houden hun literatuur niet bij), maar daarnaast zouden we ons af kunnen vragen: Waarom is VMBO niet goed genoeg?
Mijn kind is een vrolijke en energieke achtjarige jongen, met een enorm gevoel voor humor. Hij wil timmerman worden, net als zijn oom. Zijn benedengemiddelde schoolprestaties zijn wat dat betreft geen probleem. Dat worden ze wel als hij zijn rapport bekijkt en daaruit niet anders kan concluderen dan dat hij volgens het oordeel van de school “minder” is dan de rest. Dat oordeel doet hem geen goed.
Moet ik me nu als moeder schuldig voelen omdat ik niet gesport heb tijdens de zwangerschap? Zal ik mijn zoon op muziekles doen en Call of Duty voor hem kopen teneinde zijn hersenen en prestaties gunstig te beïnvloeden?
Nee. Mijn zoon is goed zoals hij is en ik ga niet aan hem (laten) sjorren.
Ik leg hem in plaats daarvan uit dat er doeners en denkers zijn, en dat hij meer een doener is. Ik zie en benoem wat hij goed kan en leuk vindt, en samen fantaseren we over hoe hij met zijn talenten een bijdrage kan leveren aan onze maatschappij. Hopelijk compenseert dat enigszins voor de beperkingen van ons schoolsysteem, dat grote groepen kinderen devalueert en ten onrechte laat opgroeien met het idee dat ze “benedengemiddeld” zijn.