GESCHREVEN DOOR SANNE TE MEERMAN, FEBRUARI 2017
Marokkanen zijn crimineel en priesters zijn pedofielen. Wie dat soort dingen beweert, kan op woedende reacties rekenen, en waarschijnlijk ook nog op justitiële stappen. Terecht. Het zijn natuurlijk generaliserende, discriminerende opmerkingen. Er zit wellicht een kleine kern van waarheid in: relatief meer Marokkanen komen met justitie in aanmerking, maar voor de meeste Marokkanen geldt dit niet. Ook katholieke priesters vergrijpen zich vaker dan gemiddeld aan kinderen. Vreselijk natuurlijk, maar nog geen reden om ze over een kam te scheren en ze allemaal te stigmatiseren.
Toch kijken weinig mensen op van de uitspraak ‘ADHDers hebben kleinere hersenen’, die onderzoekers van de Radboud universiteit in Nijmegen deden naar aanleiding van hun onderzoek dat in het blad Lancet Psychiatry is gepubliceerd. Kranten, websites en het journaal namen deze generalisatie massaal over. Zeer misleidend, zeer schadelijk, en wellicht strafbaar te stellen omdat het discriminerend is.
Het betreffende onderzoek naar de hersenomvang van mensen met een diagnose ADHD, is al vaker gedaan. Regelmatig komt het daarbij voor dat gemiddelde verschillen tussen groepen mensen met versus zonder diagnose gepresenteerd worden alsof ze zouden gelden voor ieder individu met een diagnose. Dit is een grote misvatting. Veel mensen met een ADHD-diagnose hebben geen kleinere hersendelen en veel mensen met relatief kleine hersenen of hersendelen vertonen geen ADHD gedrag.
In de Trouw van 16 februari zegt één van de auteurs van de studie, Dr. Martine Hoogman, dat de oorzaak van ADHD voor het overgrote deel, namelijk 80%, erfelijk is. Erfelijkheid is, naast hersen-anatomie, de andere nogal wankele pilaar van ADHD als ‘hersenaandoening’. Zoals vaker gebeurt, noemde de Hoogman alleen het effect van tweelingstudies. In deze studies kijkt men niet naar genen maar vergelijkt men alleen het gedrag van een- en twee-eiige tweelingen. In dergelijke onderzoeken is het onmogelijk om goed onderscheid maken tussen erfelijkheid en omgevingsinvloeden. Die interacteren nogal, dus hoge en schijnbaar nauwkeurige schattingen als ‘80 procent in de genen verankerd’ kloppen eenvoudigweg niet omdat er omgevingsinvloeden meespelen. Echte genetische studies laten dan ook zien dat de bij ADHD betrokken genenvariaties nog geen 10 procent verklaren. In gewone mensentaal betekent het dat deze genvariaties de kans op ADHD nauwelijks verhogen, dat veel mensen zonder ADHD dergelijke genvariaties ook hebben, en veel mensen met een diagnose ze niet hebben.
Onvoorzichtige en stigmatiserende uitspraken over ADHD gaan veel rond en zijn dus niet alleen van leken afkomstig, zo blijkt. Wellicht heeft ZonMw daarom besloten om een academische werkgroep over ADHD-voorlichting te subsidiëren. Ondergetekende is coördinator van deze werkgroep. Bij deze nodig ik de onderzoekers, maar ook journalisten en mensen die net als ikzelf genoeg hebben van de misleidende voorlichting over ADHD, uit voor een stevige discussie. Ook juristen zijn van harte welkom om ongenuanceerde en generaliserende uitspraken over ADHD bijvoorbeeld eens naast artikel 1 en naast het kinderrechtenverdrag te houden.
Sanne te Meerman s.te.meerman@pl.hanze.nl
Promovendus mbt Voorlichting over ADHD