Pushpaniek

Een persoonlijk verhaal van Richard Jonkers

De zoon van Richard Jonkers ging van het reguliere onderwijs naar het Speciaal Onderwijs, en vervolgens naar het Speciaal Basis Onderwijs. Achteraf is het de vraag of deze lastige leergang de jongen niet bespaard had kunnen worden als de reguliere basisschool zich wat terughoudender had opgesteld.

Onze zoon heeft vlak voor de herfstvakantie in 2019 op ons verzoek een overstap gemaakt van het SO naar het SBO onderwijs omdat wij vonden dat Speciaal Onderwijs niet meer passend was. Overplaatsen naar regulier werd afgewezen en we hadden de keuze: gaan we voor prestaties (en waarschijnlijk een ongelukkige zoon) of kiezen we voor het SBO en een lagere uitstroom naar het VO? Wij hebben voor het geluk van onze zoon gekozen, en dat bleek voor de nieuwe SBO school ook het meest belangrijk.

Tijdens het eerste gesprek met de nieuwe juf en de ib-er was het al meteen raak. Voor het eerst in ons leven kregen we te horen dat wij een hele leuke zoon hadden, er werd gekeken naar hem als persoon. Wij zaten met een grote brok in onze keel. Dit was alles wat we hadden gehoopt maar toch was het lastig om ons hierop aan te passen omdat wij – door eerdere negatieve ervaringen met scholen – helemaal verkrampt naar school waren gegaan voor dit gesprek. Al met al was het best een prettig gesprek en we kregen ook te horen dat de IB-er voorlopig aanwezig zou zijn bij de gesprekken en hoe wij dat vonden. Ik stond kennelijk een beetje bekend als een papa die niet zomaar overal mee akkoord gaat en die vaak door vraagt. Wij hebben aangegeven dat de aanwezigheid van de IBer voor ons geen enkel probleem was en dat met ons in principe  alles bespreekbaar is. We zijn alleen wel gesteld op een goede onderbouwing van de manier waarop wij en onze zoon benaderd worden.

Onze zoon deed het erg goed op de nieuwe SBO school maar de juf merkte dat hij vies keek als hij extra verdiepingen kreeg aangeboden. We hebben toen verteld dat onze zoon voor hij naar het SO moest op een reguliere basisschool zat en dat hij daar ook extra verdieping kreeg aangeboden maar dat hij deze niet wilde maken omdat hij dat als straf ervaarde. De afspraak op die school was namelijk dat leerlingen eerst hun gewone werk moesten maken en daarna tijd kregen om andere dingen te doen, zoals spelletjes of buiten spelen. Dit gold om de een of andere reden echter niet voor onze zoon, die moest na 10 a 15 minuten ander werk gaan doen. Hij mocht daar geen vragen over stellen en werd er bozer en bozer over. Destijds kon hij dat niet verwoorden, nu hij wat ouder is wel. Vanwege de boosheid die hij nog niet onder woorden kon brengen, ging onze zoon het gedrag vertonen wat ze ook wel ADHD gedrag noemen.

De juf en IBer schrokken erg van wat ze hoorden over deze gang van zaken op de reguliere school. Het is in hun ogen namelijk NIET de bedoeling om extra lesstof op deze manier aan te bieden. Na onze uitleg waren ze extra alert om onze zoon heel vriendelijk en niet in vrije momenten extra verdieping te geven. Mede hierdoor ging het erg goed met hem in groep 6. Onze zoon ontspande, kreeg vrienden, en ging voor het eerst in lange tijd met veel plezier naar school.

Aan het eind van dat schooljaar kregen we een verzoek om onze zoon te laten onderzoeken op onder andere zijn intelligentie. Wij hadden hier wel wat vragen over en het was voor ons een verademing dat we dit soort zaken openlijk met elkaar konden bespreken zonder dwang en drang van de school. Op zich zijn wij helemaal niet tegen onderzoeken maar er moet wel een valide reden zijn Als het niet echt nodig is doen we het liever niet. Want wat gaan bepaalde uitslagen betekenen voor het verloop van de schoolcarrière van onze zoon? Hoe zal hij zelf omgaan met de uitslag? Hoe gaan toekomstige leraren/scholen om met deze informatie? Zomaar wat getalletjes kunnen enorme gevolgen hebben en wij denken daar niet lichtzinnig over. In overleg besloten school en wij dat ze eerst eens zouden kijken wat ze konden bereiken met gewoon proberen of onze zoon bepaalde stof aan kan en hem aanmoedigen.

Kort daarop hebben we nog eens een gesprek gehad en daar haalde de IB-er heel netjes en voorzichtig mijn woorden aan dat alles besproken mocht worden en dit beaamde ik. Ze vertelde ons dat onze zoon nogal snel afgeleid was en wat wij daarvan vonden. Ik vond daar het volgende van. Een waarnemer, de juf, kijkt naar mijn zoon als er een potlood op de grond valt. Om de een of andere reden is het niet goed als mijn zoon kijkt maar het is wel goed als de juf kijkt, ook zij is afgeleid. De IBer en de juf beaamden dit en dat vond ik erg opmerkelijk en eerlijk. In letterlijk ieder ander gesprek op de voorgaande scholen kreeg ik niet de ruimte om mijn visie te geven en dan werden de gesprekken onaangenaam. Ik ging verder en vroeg naar hoeveel vallende potloden mijn zoon mag kijken voordat dat een probleem is. En wat deed hij eigenlijk nadat het potlood op de grond was gevallen? De juf vertelde dat onze zoon daarna gewoon weer aan het werk ging, soms na een korte aansporing. Omdat zijn cijfers ook goed waren vroeg ik welk probleem er dan eigenlijk was dat opgelost moet worden. We concludeerden met elkaar dat er eigenlijk geen probleem is.

Een paar weken later kregen we te horen dat onze zoon van groep 6 meteen mocht doorstromen naar groep 8, ik zie hem dit nog trots aan zijn oma en opa vertellen. Het is opmerkelijk te noemen dat onze zoon 1,5 jaar geleden een cito niveau had wat bij half groep 5 paste en dat hij nu op M8 zit. Hij heeft dus tijdens de Corona periode op een SBO school 3,5 jaar aan lesstof weggewerkt en een klas overgeslagen terwijl deze school daar helemaal niet op is ingesteld! 

Recent stelde de juf dat onze zoon er waarschijnlijk heel anders voor had gestaan als hij op een andere reguliere school was begonnen. Hij had dan mogelijk op een hoger niveau uit kunnen stromen. Wij zijn echter al lang blij met wat hij nu bereikt heeft. De wens van onze zoon gaat in vervulling, want hij gaat binnenkort naar de tech-MAVO waar hij zo graag naar toe wilde. Hij zal het daar vast geweldig gaan doen en als blijkt dat hij meer kan dan zullen we dat met hem bespreken. Hij mag, maar het hoeft zeker niet, want er is meer dan alleen maar het leven als volwassenen. Nu moeten er ook leuke dingen gebeuren.

Achteraf vragen wij ons wel af wat onze zoon bespaard had kunnen worden als de reguliere basisschool waar hij zijn schoolcarrière begon ook wat meer zo’n instelling had gehad. Hij was vele malen beter af geweest als ze hem nooit gedwongen hadden om de extra verdieping te maken.

Optimisme is een morele plicht

“Zing, Vecht, Huil, Bid, Lach, Werk en Bewonder! Onze Jeannette Doornenbal heeft het in dit prachtige interview met Bas Levering over dit inclusieve lied, over haar drijfveren en loopbaan, over optimismeplicht en over loslaten.

U leest het hier.

Klassenfeestje Lars & Ben

Heel trots zijn wij op onze zonen dat zij gezamenlijk een klassenfeestje hebben gegeven! 

Een half jaar geleden werd het idee bedacht toen de mama van Lars naar een babyshower ging zonder dat Lars mee mocht. “Als ik mijn feestje geef, mag iedereen komen!” Een berichtje over Klassenfeestjes op LinkedIn wekte vervolgens haar interesse. Alleen het idee om 22 kleuters thuis over de vloer te hebben, hoe lief en enthousiast ze ook zijn, sprak ons niet erg aan. 

Op Facebook kwam een berichtje van het Westerkwartier voorbij, met de actie: gratis zaalhuur voor de eerste drie kinderen die zich melden bij partycentrum De Halte te Niekerk. Meteen hebben we gemaild! Lars en zijn vriendje Ben waren meteen enthousiast om het Klassenfeestje te geven. 

Juf Grietje van CBS de Windroos was ook erg enthousiast over het idee! Normaliter mogen uitnodigingen niet op school verspreid worden maar dit keer werd een uitzondering gemaakt. Dat was al een mooie herinnering! Eerst een professionele foto laten maken in de studio van FotoMartini voor de uitnodiging en daarna de foto terugzien op het digibord. Wat waren alle kindjes verheugd dat iedereen mocht komen! Ze kwamen allemaal die dag blij uit school rennen om het te vertellen aan papa’s en mama’s. 

Een paar moeders waren zo lief om een actie op te zetten voor een gezamenlijk cadeau. De wensen van Lars & Ben werden zorgvuldig nagevraagd en iedereen reageerde enthousiast. We kregen veel complimentjes van ouders dat we dit hadden opgepakt.

Op de dag zelf, had juf een uitbundige klas vol kinderen. Iedereen was uitgelaten. 

In een uitbundig versierde zaal begon het feestje met zingen, voor de jarigen, cadeautjes uitpakken en natuurlijk smullen van patatjes. Daarna lekker springen op het springkussen, schminken of boven spelletjes spelen. Deze werden deels door De Halte verzorgd en deels door de speelgoedkast van de jongens. Na een uurtje was het cupcakes versieren aan de beurt, wat een feest! En tot slot zakdoekje leggen, de stoelendans zonder stoelen én snoep happen.

Wij kijken allen terug op een unieke herinnering! Stichting Klassenfeestjes en Johan & Ineke van De Halte, hartelijk bedankt!

Veel liefs
Arnoud, Ben en Edda
Menno, Lars en Jantina 

Ervaringsverhaal van Nick van der Leeuw

Beeld je eens in

Een jongetje van 2,5 jaar stapt de peuterdagopvang binnen. Hij weet nog helemaal niets van de wereld. Hij is nog geen meter lang, heeft weinig tot geen sociale vaardigheden en is een beetje mensenschuw. Hij heeft nog nooit zoveel kinderen bij elkaar gezien.

Zijn moeder neemt afscheid van hem, en laat hem vervolgens achter. Zijn moeder is een fantastische moeder. Voordat het jongetje naar de peuterdagopvang ging zorgde ze namelijk iedere dag heel goed voor hem. Ze deed spelletjes met hem, zorgde dat hij uitdaging had, ze zorgde ervoor dat hij zijn creativiteit kwijt kon, en ze zorgde ervoor dat hij in vrijheid dingen kon ondernemen. Hij kreeg alle aandacht van de wereld bij zijn moeder. Dat vond hij héél erg fijn. Zijn moeder begreep hem. Maar nu staat hij er alleen voor…

Tijden veranderen. Omgevingen veranderen. Maar jongetjes veranderen niet altijd gelijk mee. Wat blijkt: het jongetje heeft moeite om zich aan te passen aan de rest van de groep. Het jongetje krijgt niet meer de aandacht die hij gewend is te krijgen. Het jongetje mist uitdaging. Het jongetje mist vrijheid. Het jongetje mist het om zijn zin te krijgen. Het jongetje mist zijn oude leventje.

Dus wat doet het jongetje: hij toetst wat er mogelijk is binnen de nieuwe omgeving. Hij gaat op zoek naar aandacht, spanning, uitdaging en prikkels. Het jongetje wil zijn gemis opvullen, en doet dit geheel naar eigen inzicht. Hij kijkt hoe ver hij kan gaan bij andere kinderen. Hij kijkt hoe ver hij kan gaan bij de begeleiders van de peuterdagopvang. Hij moet toch iets?

Na een aantal maanden weten ze geen raad meer met het jongetje. Hij trekt zich namelijk weinig aan van de regels binnen de groep. Dus wat doen ze op de peuterdagopvang, ze schakelen hulp in. Een hulpverlener komt kijken…

ADHD (!), concludeert de hulpverlener, dat verklaart namelijk de gedragsproblemen! Het jongetje heeft vanaf dat moment een stempel…

Internet bestaat in 1989 niet en ADHD is nog relatief onbekend, dus veel mogelijkheden tot research hebben de ouders niet, en dus besluiten de ouders zich aan te sluiten bij de conclusie en het advies van de hulpverlener. Zij heeft er immers voor gestudeerd denken de ouders.

Het jongetje gaat naar een Medische Kinderdagverblijf, waar hij tot z’n zesde levensjaar op blijft. De gedragsproblemen blijven aanhouden. Daarna gaat hij naar een basisschool voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen (ZMOK), een school waar hele drukke kinderen op zitten. De gedragsproblemen blijven aanhouden. Het jongetje krijgt Ritalin, maar de Ritalin slaat niet aan. Op zijn 8ste gaat hij op het advies van “deskundigen” voor een jaar naar een internaat toe. Op zijn 9e woont hij weer bij zijn ouders. De gedragsproblemen blijven aanhouden. Ondanks de gedragsproblemen haalt hij hele goede cijfers op de basisschool. Zijn rapport staat vol met achtten en negens. Helaas is er niet voldoende lesmateriaal beschikbaar om hem te blijven stimuleren. Het jongetje loopt ver voor op de rest van de leerlingen, maar omdat het ontbreekt aan uitdaging, zoekt hij  zoals vanouds weer de uitdaging en aandacht op. Dat resulteert in een he-le-boel strafwerk. Maar goed, dat is het jongetje inmiddels wel gewend.

De omgeving verandert. Het jongetje gaat op advies van zijn basisschool naar een middelbare school voor kinderen met extreme gedragsproblemen, en wordt omringd door gewelddadige en criminele jongeren. Het leven op de middelbare school is niet altijd even makkelijk voor hem. Het ontbreekt aan vertrouwen. Het ontbreekt aan veiligheid. Het ontbreekt aan vrijheid. Het ontbreekt aan begrip. Hij mist nog altijd zijn oude leventje. Ondanks zijn pittige schoolperiode haalt hij toch nog zijn MAVO-diploma, als enige van de klas.

Het jongetje is 16 jaar oud en gaat voor het eerst naar een school voor kinderen zonder gedragsproblemen. Wat blijkt: daar ervaart hij voor het eerst in z’n leven rust. “Wat fijn zeg al die rustige kinderen”, denkt hij. “Ik voel me hier echt thuis”.

De jongen kapt uiteindelijk met school vanwege een gebrek aan uitdaging en gaat op z’n 18e werken voor een verzekeraar op de administratieve afdeling. Hij klimt binnen zes maanden op tot marketeer. Hij doet zijn dagelijkse werkzaamheden in minder dan twee uur tijd en spendeert vanwege een gebrek aan uitdaging zijn overige werktijd aan het lezen van Wikipedia-pagina’s en persoonlijke ontwikkeling. Na twee jaar verlaat hij de toko. Het jongetje is nu een man, en de man besluit om voor zichzelf te beginnen.

Tien jaar later heeft de man veel succes gekend. Hij heeft leuke uitdagingen gekend met het bedenken, ontwikkelen en exploiteren van online concepten, en deed dit met veel plezier binnen zijn ondernemingen. Maar aan alles komt een einde. De man leeft voor creativiteit en uitdaging, heeft een gigantische drive, en besluit dat het tijd wordt voor iets nieuws. Diep van binnen wil de man de wereld positief veranderen. En dat is wat hij vanaf dan ook gaat doen.

Mijn naam is Nick van der Leeuw. Ik was dat jongetje. Ik ben deze man.

Label kinderen niet te snel als psychiatrisch geval. Bied ze liever passend onderwijs en een passende werkomgeving aan. Haal het maximale uit hun talenten en help ze bij eventuele tekortkomingen. Stop ze niet weg, maar geef ze een podium waarop ze kunnen schitteren. Verander niet het kind of de volwassene, maar verander de omgeving. Draai het verhaal om en kijk naar de positieve kenmerken van een kind, niet de negatieve. Het zou zomaar ineens de wereld positief kunnen veranderen…

 

Jolanda

 

J​olanda (twitter: @All4wan) over haar pleegzoon

​​​​Zijn hoofd zit vol… Hij heeft ADHD…

Sorry, dossierfout… Hij had niet in een gezin gemogen…

 
Komst
 
Hij was vijf en een half toen hij bij ons kwam… Een wantrouwend jongetje onder de dekens liggend op de bank, dat tijdelijk in crisisopvang was bij het logeerhuis voor verstandelijk beperkten en autistische kinderen… Hij had op teveel adressen gewoond in zijn eerste vier levensjaren en helaas teveel volwassenen als zijn verzorgers gezien om nu deze vreemde mensen te kunnen vertrouwen… Wat doe je op zo’n moment als nieuwbakken pleegouders zonder eigen kinderen? Je gevoel volgen? Het werd een potje voetbal in de omheinde en betegelde achtertuin… Dat maakte hem nieuwsgierig… Voldoende nieuwsgierig om naar buiten te komen en te laten zien wat hij kon… Een Afrikaans atletisch jongetje van één meter twintig lang… Langzaam wende hij aan zijn nieuwe gezin… Een uurtje werd een middag… Een middag een dag… Een dag een weekend… En elke keer vroeg hij zelf of hij wat langer mocht blijven en na dat weekend zijn woorden: ik kan hier best wel blijven wonen… En dat is nu al weer acht en een half jaar geleden…
 
De eerste weken
 
Na anderhalve week begon zijn gedrag drastisch te veranderen richting mij… Hij reageerde niet op mijn aanwijzingen… Was zeer autonoom in zijn gedrag en niet corrigeerbaar… Dit mondde uit in acting out gedrag… Driftig haalde hij alles uit de kast… Schreeuwen… Slaan… Krabben… Spugen… Letterlijk een wild beest​… Later begreep ik uit wantrouwen… En puur uit angst… Hij zou wel laten zien dat die volwassen mevrouw hem ook zou wegsturen… Dat is toch altijd gebeurd? Maar hij hoefde niet weg… Er werd gebeld met pleegzorg… Die weer overlegde met jeugdzorg… Conclusie? Dit is wel een erg onveilige situatie voor pleegkind en pleegmoeder en oh ja… Sorry, dossierfout… Hij had niet in een gezin gemogen… Te onveilig na alles wat hij al had meegemaakt… Inmiddels was een maand voorbij… We mochten hem teruggegeven aan jeugdzorg… Hebben we het hier over een te klein gekochte broek of over een kind? Na lang praten kregen we een tweede kans met hem…
 
Pleegouderbegeleiding
 
Ik vroeg om begeleiding, zodat ik zijn gedrag beter kon hanteren… Dit was echter niet aan ons, maar toch echt een taak van jeugdzorg, verzekerde pleegzorg ons met klem… Hij was nu een half jaar bij ons…. Een escalatie van zijn heftige gedrag vond plaats in een kledingwinkel tijdens het kopen van een jas voor hem… Hij schopte en krabde me… De verkoopster schoot te hulp en vroeg me wie ze kon bellen… Ondertussen zat hij onder een kledingrek en hield mij op een afstandje in de gaten… Zijn pleegvader werd gebeld en kon hem op de fiets meenemen, omdat het escalerende gedrag enkel bij mij tevoorschijn kwam… Met de zomervakantie voor de deur, waar hij veel met mij samen zou zijn, zochten we naar hulp, omdat jeugdzorg die hulp tot nu toe nog niet geregeld had… En zo kwamen we in Utrecht terecht, waar we de basis leerden van liefdevol vasthouden… Waar het kind letterlijk mocht voelen dat de volwassen begeleider het kind nooit in de steek zou laten en dat de volwassene te allen tijde sterker was… Daardoor ontstond ruimte voor vertrouwen en werd gewerkt aan vergroten van zijn basisveiligheid… Een aantal sessies met elkaar in een ruime speelkamer was voldoende geweest om de zomer veilig door te komen… En nog net op tijd, want met zijn zes jaar was hij al behoorlijk sterk… Later hebben we de Basic Trust methodiek gevolgd en de PCIT-methodiek…
 
School
 
Hij begon op een cluster drie school, want volgens de IQ test was hij zwak begaafd… Daar heeft hij een jaar gezeten en vervolgde zijn weg naar een observatie jaar voor kleuters… Vervolgens ging hij naar het Speciaal Basis Onderwijs, want een klein klasje bood toch wel veiligheid voor hem… De cluster drie indicatie werd vervangen door cluster vier, want de IQ test liet inmiddels wat anders zien… Maar dan was er wel een diagnose via een psychiater nodig. Een uurtje observatie leverde een kwart A-4tje op, waarin iets stond beschreven over onveilige hechting en vermoedelijk ADHD… Achteraf was het logisch dat de IQ test wat anders liet zien, want een kind dat bang is bij onbekende begeleiders , zal niet uit de verf komen tijdens een IQ test… Op school vroegen we naar individuele begeleiding via Remedial Teaching, te betalen uit het cluster vier (REC-4) budget… Hij was thuis immers ook goed één-op-één te begeleiden… De Intern Begeleidster gaf aan dat hij dan eerst medicatie moest krijgen, want het was toch duidelijk? Hij heeft ADHD! Want zijn hoofd zit vol… Dat ik als 24/7 ervaringsdeskundige aangaf dat zijn bodem lek is, waardoor schoolinformatie niet wordt opgenomen, werd niet gehoord… Vervolgens gaf de Intern Begeleidster aan dat hij op school al individuele begeleiding heeft gehad en dat hij toen zeer druk was… Hij zat toen in de klas met zijn gezicht tegen de muur, de ideale omstandigheden om een kind met hechtingsprobleem druk te krijgen…
 
Ritalin
 
Op een dag kwam hij thuis en vertelde hij dat zijn meester had gezegd dat hij binnenkort een pilletje krijgt waar hij rustig van wordt… Hij zat toen net in groep zes… Voor mij een reden om meteen een gesprek aan te vragen met meester… In dat gesprek werd duidelijk dat meester dacht dat hij een diagnose ADHD had en dat er binnenkort medicatie zou komen… Waarop ik aangaf dat er nog geen duidelijke diagnose lag, niet meer dan een stukje tekst om REC-4 budget veilig te stellen voor school, dat overigens niet werd ingezet voor hem vanwege het ontbreken van medicatie… Daarnaast hoort een kind niet als eerste via school te horen dat een pilletje hem binnenkort rustiger zou maken… Na overleg met de voogd en een tweede psychiater, is uiteindelijk een dubbel-blind medicatietrial gestart… De beste resultaten lagen in de week van de placebo… De week dat hij elf werd… Was het niet de houvast die meester aan hem gaf, omdat een pilletje rustiger zou maken? Precies twee maanden heeft hij op schooldagen 2 x 10 mg Ritalin geslikt… In vakanties, weekenden en woensdagmiddag slikte hij niets… Omdat het ook niet nodig was, want hij vertoonde normaal gedrag vanuit een veilige omgeving… Part-time ADHD, daar leek het op… Maar… Dat bestaat niet volgens DSM-IV… We hebben de medicatie afgebouwd zonder medeweten van school, jeugdzorg en kind… Enkel de psychiater was op de hoogte, die me verzekerde dat dit niet kon… De praktijk leverde het bewijs dat het wel kon… Zijn zelfvertrouwen kreeg zo’n enorme boost, dat hij na enkel maanden zelf vroeg om het stoppen met de medicatie, omdat andere kinderen in zijn klas met pillen drukker waren dan hij zelf… Hij zat toen nog maar op 2 x 2,5 mg Ritalin… Hij heeft even gereden met zijwieltjes en kan nu los fietsen… En zo heeft hij sinds groep zeven geen medicatie meer geslikt en leert hij van zijn juf of meester hoe hij zijn gedrag in de klas zelf kan reguleren… Inmiddels zit hij op het Voortgezet Onderwijs, VMBO sportafdeling… Weliswaar nog in een klein klasje vanwege zijn lage basisveiligheid… Stap voor stap bouwend aan vergroten van zijn zelfvertrouwen…
 
ADHD-diagnose
 
Dankzij een luisterende psychiater, kon ik aangeven dat via de multidisciplinaire richtlijn voor ADHD-diagnose bij kinderen, die een zestal criteria kent, de ADHD-diagnose niet de juiste is… De ADHD-gedragskenmerken (eerste criterium) waren duidelijk aanwezig, echter alleen op door het kind ervaren onveilige plekken… Part-time ADHD bestaat niet… Wel trauma en hechtingsproblematiek… En dat vraagt een behandeling op maat… Voor een kind dat gezien mag worden… Zonder ADHD… Zonder REC-4 budget… En met warmte… Met veiligheid… En met geborgenheid… Is dat niet het recept voor elk kind?

Trudy Dehue | Trudy-treuzel

 Persoonlijk verhaal van prof. dr. G.C.G. (Trudy) Dehue, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.

​Trudy-treuzel

Mijn moeder noemde me vroeger ‘trudy-treuzel’. Dat kwam doordat ik als klein kind al afwezig kon zijn bij de dingen die dagelijks moesten gebeuren. Die gingen gemakkelijk aan me voorbij, omdat ik met mijn gedachten elders was. Ik stond wel uitvoerig stil bij dingen die anderen onbelangrijk vonden. Terugkijkend lijkt het nogal onaardig van mijn moeder om me te bespotten met mijn dromerigheid. Misschien waren alle opvoeders gewoon harder in de jaren vijftig en zestig, omdat ze dachten dat dat het beste was. Op school was ik niet alleen maar dromerig, maar maakte ik daarnaast onverwachte opmerkingen die de leerkrachten niet op prijs stelden. Het valt echter te betwijfelen of er iets te leren viel van de vele strafregels die ze me daarvoor lieten schrijven.
 
Eigenlijk had ik veel eigenschappen van wat later een stoornis is gaan heten. Was ik in de jaren tachtig geboren in plaats van de jaren vijftig dan was ik waarschijnlijk al vroeg met ADHD gediagnosticeerd. Misschien was ik daar wel blij mee geweest doordat de diagnose, met de bijbehorende medicatie, me een aangepaster kind had gemaakt. Of stel dat ik in de jaren zeventig was geboren dan had ik waarschijnlijk ‘pas’ als volwassene ‘ontdekt’ dat ik ‘eigenlijk ADHD heb’ en dat deze stoornis terugkijkend de oorzaak van al mijn moeilijkheden was. Dit terwijl ADHD toch niets anders is dan het besluit om ongewenste eigenschappen met medische middelen te bestrijden. Het liep echter anders en daar ben ik heel blij om.
 
Eerst was er de periode van vallen en opstaan: weggestuurd van het gymnasium, veel botsingen op de mindere middelbare school waar ik naartoe moest, later een tijd lang werkloos, ook een man getrouwd die niet bij me paste en na jaren gescheiden. Hedendaagse ADHD-deskundigen zien altijd bewijsmateriaal voor hun stoornis in dit soort levensfeiten. Daarna kwam ik echter in een omgeving terecht waar men oog had voor wat ik kan en die hielp dat tot ontwikkeling te brengen. Dat was bij de opleiding psychologie in Groningen, waar ik op mijn 27ste aan begon. Mijn grote geluk was dat ik daar alternatieve tentamens mocht doen: regelmatig mocht ik een artikel schrijven in plaats van een multiple-choice te maken. Dat kon toen doordat er minder studenten waren, maar het was desondanks bijzonder. Zo ontdekte ik dat ik kon denken en schrijven. Geweldig was ook dat ik gedegen inhoudelijk commentaar kreeg, wat me werkelijk verder heeft geholpen. Het was toen bovendien geen probleem om met docenten in discussie te gaan; ze stelden het juist op prijs. Ik kreeg een promotieplek en het proefschrift van 1990 werd mijn eerste gepubliceerde boek. Daarna ging het vlot, want vanaf 1995 ben ik hoogleraar en schreef ik reeksen artikelen en nog twee boeken die veel worden gelezen en gewaardeerd.
 
De trudy-treuzel trekjes zijn er intussen nooit afgegaan, ook al heb ik het zeker geprobeerd omdat ik er werkelijk last van kan hebben. Nog altijd sta ik bij onderwerpen stil waar anderen aan voorbijgaan, raak ik spullen kwijt, noteer ik de nummers van collegezalen en telefoons verkeerd en vergeet ik te doen wat er hier en nu moet gebeuren. Ook heb ik begeleiding nodig bij het halen van de trein en het nakomen van afspraken, omdat ik op het tijdstip van vertrek, plotseling de tijd volledig kan vergeten. Maar het geeft niet echt. Mijn huidige echtgenoot en onze secretaresses weten dat ik bij dat soort dingen hulp nodig heb, zoals een ander mens hulp nodig heeft vanwege slechte ogen of oren. Je hoeft ook niet alles te kunnen, lijkt mij. Er zijn mensen die geen behoorlijke zin op kunnen schrijven. Nou, die maken dan wel weer mooie foto’s of fantastische gerechten en anders kunnen ze wel zingen. Stel dat het normaal zou zijn om af te wijken, dan hoeft ook niemand heel bijzonder te zijn, alleen maar omdat hij afwijkend is.

Marcel Canoy

 Marcel Canoy schrijft op dit moment een middelbare schoolboek over economie met econoom Lans Bovenberg, is columnist van het Financiëele Dagblad (elke maandag) en is lid van de adviescommissie Pakket van Zorginstituut Nederland. Daarvoor was hij onder meer hoofdeconoom van Ecorys, hoogleraar zorgeconomie, adviseur in de denktank van Europese Commissie voorzitter Barroso en werkte hij bij het Centraal Planbureau.

Ik ken mezelf pas goed door de spiegel van mijn zoon, die nu 14 is en qua karakter opvallende ​gelijkenissen met zijn vader vertoont. Strikt gezien heeft hij diagnose adhd, maar dat betekent weinig, geen medicijnen, gewoon fluitend op gymnasium en met een beetje sturing tamelijk probleemloos. Een positieve bijwerking (maar toegegeven niet altijd) is dat de Canoytjes altijd eerst zelf bedenken wat ze van iets vinden voor dat ze zich bekommeren om wat anderen ervan vinden. Dat levert wel eens vermoeiende taferelen op, maar denk even aan de plus. Zonder ‘idioten’ als nep-aspergers en pseudo-adhd-ers liepen we nu nog in berenvellen rond. Iedereen doet ‘go with the flow’ en de rivier eindigt weer – oh wonder oh toeval – in de zee. Hoera. En als je er ook nog in slaagt op een zeker moment te snappen dat er situaties zijn waarin het wel slim is even een pas op de plaats te doen en te kijken wat anderen vinden, dan is het helemaal mooi. Dat noemen ze wel volwassen worden. Bij mij heeft het een jaar of vijftig geduurd (hoewel mijn vrouw er nog niet helemaal uit is of het proces is voltooid).

Een ander vreemd bijverschijnsel is snelheid. Ze zeggen van ons wel eens dat we snel afgeleid zijn. Is ook zo. Maar niet altijd. Als ik focus doe ik dingen minimaal twee tot drie keer zo snel dan anderen, met behoud van kwaliteit. Tegenover het ‘gezeur’ over afgeleid zijn, staan evenveel bewonderingen over ‘frappante snelheid’. Zo ben ik professioneel columnist. Als ik in vorm ben en me een beetje kwaad maak kan ik in een uurtje een volwaardige column schrijven waar de meesten minimaal een halve dag nodig hebben. Ik schrijf minstens één keer per week een column. Waar haal je de inspiratie vandaan elke week weer? Dat is de meest gestelde vraag. Domme vraag. Hoezo inspiratie? Ik moet altijd schrappen omdat ik teveel onderwerpen heb. Elk nadeel hep zu voordeel.

Allert

Allert over zijn zoon Lennart.

Lennart
 
Bruine ogen, net als ik. Het gezicht op dezelfde manier vormgegeven, en het zelfde temperament. Op Facebook werd een oude foto van mijn klas van de kleuterschool gezet. De gelijkenis tussen ons beiden is treffend. Geen DNA test voor mij. Het enige verschil is dat mijn haar donkerbruin is in plaats van het blonde haar van Lennart.
 
Mijn eigen jeugd is niet over rozen gegaan. Een getroebleerde geschiedenis van mijn ouders die zijn donkere schaduw over ons gezin wierp. Het was voor mij altijd erg moeilijk om te denken aan vroeger en thuis, en het mooie te kunnen zien en voelen. Vaker overheersten de vervelende herinneringen. De ruis die er was om je onvoorwaardelijk geliefd te voelen. Door Lennart heb ik dit weer terug gevonden. Voor mijn ouders was het alsof de geschiedenis zich herhaalde, omdat hij zo veel op mij lijkt. Ik zag de manier waarop ze naar hem keken en begrepen, een manier die ik bij anderen niet waarnam. Maar ik zag vooral de onvoorwaardelijke liefde die ze voor hem voelden en het levensplezier dat hij hen bracht. Als volwassen geworden persoon zag ik de liefde en zorg die er ook voor mij was geweest, maar die voor mij niet meer aan de oppervlakte lag.
 
Lennart is een en al leven. Soms druk, enthousiast, gevoelig, blij en soms boos. Wanneer Lennart blij is dan is hij ook echt blij. Bij hem geen halve emoties. Hij is zeker niet iemand van twaalf in één dozijn. Voordat hij vier was geworden, wist ik al dat het in de toekomst een probleem kon worden op school. Het huidige onderwijs houdt niet van drukke enthousiaste jongens. Nadat Lennart vier maanden op de basisschool zat, kwamen de leerkrachten, met steun van de directie, vragen om toestemming voor een observatie met camera’s. Dit kwam voor mij toch onverwacht.
 
Het vroegtijdig problematiseren van een jongetje van vier, brengt een enorm verzet in mij naar boven. Misschien dat mijn eigen jeugd hier veel mee te maken heeft. Vooral een groot gevoel van onrecht. Binnen ons gezin accepteren we hem zoals hij is, voor ons hoeft hij geen millimeter te veranderen. Aan kinderen moet tegenwoordig gesleuteld worden, zodat ze binnen het school systeem passen. Het school systeem zou zich echter aan kinderen moeten aanpassen. Toen wij daarom niet meegingen in het observatie en diagnose traject, presteerde de school het om het eerste rapport van Lennart, zestien minnen toe te delen. Voor de rest zat er geen enkele plus bij. Dat je in staat bent om in een jongetje van vier niets positief te zien, geeft voor mij aan dat er iets behoorlijk mis is met het onderwijs.
 
We zijn inmiddels bijna twee jaar verder en zijn we van school gewisseld, wat positief heeft uitgepakt voor Lennart. Aan ons de taak om hem te hoeden en te laten ontplooien. Want hij is speciaal en heeft talenten. Ik zal voor hem blijven waken en proberen het beste te doen. Ik pretendeer niet dat ik de wijsheid in pacht heb, maar de afslag die de maatschappij en onderwijs nu aan het nemen is, ten aanzien van kinderen die buiten het gemiddelde vallen, voelt fundamenteel verkeerd. En daar verzet ik mij tegen. Niet voor mij zelf, maar voor mijn zoon.
 
Dat hij mag zijn.

Bill Baboon

Persoonlijk verhaal van Willem Venema (45 jaar) alias Bill Baboon. Hij heeft een muziekschool in zijn woonkamer in Zuidhorn, waar hij gitaar-, drum- en basles geeft aan kinderen. Toen hij merkte dat een aantal leerlingen de individuele lessen na een paar seizoenen opgaf, terwijl er wel degelijk gevoel voor muziek in zat, richtte hij de BILL BABOON WISSELBAND op. Deze uitdaging motiveert zijn leerlingen om al in een vroeg stadium samen te spelen. De kinderrockband met wisselende formaties is inmiddels wereldberoemd in Zuidhorn en omstreken, door de maandelijkse optredens van de band in het knusse café van Hotel in ’t Holt in Zuidhorn.  Op 27 maart 2015 wordt daar de 50e editie van de zogenoemde “KoopavondBlues” groots gevierd.

​​​Dromer
Toen ik 7 was, wilde ik een weeshuis, een plek waar je jezelf mag zijn en waar iedereen gezien wordt. Een kind wil speciaal zijn,  ik heb me niet vaak speciaal gevoeld, of misschien durfde ik dat wel niet meer, want als je blij was, ging er altijd wel iets mis en sloeg de stemming om. Wat ik nog wel weet, is hoe dankbaar ik was als iemand die me zag staan even tijd voor me maakte. En ik werd blij van mijn oma die rust uitstraalde. Ik geloof dat ik tot aan de kleuterschool wel een gelukkige jeugd had, maar mijn oma overleed toen ik bijna 5 was. Er werd niet over gepraat.  Er werd gekozen voor het model: Buigen, bij elkaar blijven en alles onder het tapijt vegen. Het gezin was voor mij geen fijne, veilige thuisbasis. Ik denk dat wanneer ouders hun kinderen niet goed kunnen begrijpen er een basis  voor concentratiemoeilijkheden en negatief gedrag wordt gelegd.
 
Op school ging het wel goed, ik was niet de slechtste of de beste, soms vergat ik wel eens wat, maar als iets een keer herhaald werd, wist ik het meestal wel. Het interesseerde me niet echt om sommetjes te maken. Ik las wel zowat alle boeken uit de bibliotheek van de school onder lestijd en ook thuis las ik veel. Lezen was een mooie vlucht, maar praktisch word je er niet van.
 
Dwars
Op de middelbare school, die ik niet zelf uitkoos, bleef ik na een gemakkelijk begin zitten omdat ik spijbelde, me niet kon of wilde focussen en omdat ik nooit meedeed met gym.  Die leraar was een autoritaire man en ik vond er niks aan, hij gaf me een 5. Mijn ouders protesteerden niet en vanaf dat moment kwam ik in een negatieve spiraal van drinken en spijbelen. Ik had geen doel. Ik ging op kamers en haalde via een aantal omwegen een diploma toen ik een jaar of 20 was. Daarna wilde ik muzikant worden, omdat dat het enige was wat me echt raakte. Na 7 jaar verhuisde ik naar het platteland, nadat ik het niet voor elkaar kreeg om met muziek iets te bereiken.
 
Ik kwam terecht op een oude boerderij en kon een paar jaar ongestoord oefenen met verschillende muziekinstrumenten. Bij de lokale kroeg kwam ik aan de praat met het zoontje van de baas en er ontstond een leuk gesprek.  en er ontstond een leuk gesprek. De moeder vond dat heel speciaal, want het jongetje was gewoonlijk meer gesloten. Ze vroeg of ik haar zoontje les wilde geven op gitaar. Zo ontdekte ik mijn talent voor lesgeven. Er kwamen steeds meer leerlingen bij, en momenteel heb ik er 40 en kan ik met lesgeven in mijn onderhoud voorzien.
 
Druk
Ik vind het belangrijk om mijn leerlingen geen druk op te leggen. Muziek maken is geen competitieve prestatie, maar een leuke, nuttige bezigheid. Soms hebben ouders hoge verwachtingen, en hopen ze dat hun kind snel vorderingen maakt met de muzieklessen. Hoewel ik dat enthousiasme enerzijds begrijp, is mijn insteek vooral dat kinderen zich prettig voelen en plezier beleven aan het samen muziek maken met andere leerlingen.
 
Wanneer de leerlingen aangeven dat ze er aan toe zijn, treden ze op met de Wisselband, en vaak zie je dan ter plekke hun zelfvertrouwen groeien. Een aantal van mijn leerlingen heeft, net als ik vroeger, moeite zich aan te passen aan het schoolsysteem. Door hen en hun muzikale talenten te zien en te stimuleren, hoop ik er aan bij te dragen dat deze kinderen hun plekje vinden in deze maatschappij.

Linda

​Persoonlijk verhaal van Linda (44 jaar). Zij is pedagogisch medewerker op een peuterschool. ‘Ik ben alleenstaande moeder van een zoon van 17 en een dochter van 10. Beide kinderen hebben ASS en nog wat andere “problemen”. Met zijn drieën vormen we een hecht en bijzonder gezin. Het is nooit saai en we hebben veel lol samen ondanks de vele hobbels die we onderweg zijn tegengekomen.’

 
 
​​Gek, druk, raar, gestoord. Zomaar een greep uit de termen die mijn zoon naar zijn hoofd geslingerd heeft gekregen. Ik snap eigenlijk wel waarom, maar ik prefereer de term ‘bijzonder’. Want dat hij bijzonder is, dat stond al snel vast. Direct na de geboorte zei de arts in het ziekenhuis tegen me:”Wat heeft dit kind een oude ogen”. Ik snapte toen niet wat hij daarmee bedoelde.
 
Al snel nadat hij was geboren begon hij te huilen, veel en hard. Uren en uren per dag. Hij bleek een huilbaby. Rust en regelmaat hielpen wel enigszins, maar het huilen stopte niet. Maandenlang ging het door en ik was aan het eind van mijn Latijn. Toen ineens stopte het intense gehuil. Waarom, ik had geen idee. Maar de luxe van wel vijf uur slaap op een dag greep ik met beide handen aan. Natuurlijk had ik verder geen vergelijkingsmateriaal, maar ik zag al snel dat hij een andere manier van interactie had en ook zijn interesses weken af.
 
Toen hij twee jaar was gingen zijn vader en ik scheiden. Mijn zoontje en ik gingen tijdelijk bij mijn ouders in wonen. Om de spanning uit zijn kleine lijfje en uit zijn hoofd te krijgen begon hij te fladderen en te wiegen. Na het verplichte bezoek aan zijn vader, die geen structuur had, trok hij bij thuiskomst zijn kleren uit en rende naakt rondjes door de kamer, tot de drukte uit zijn hoofd was verdwenen. Oma liet hem lekker zijn gang gaan, maar opa kon niet goed tegen de drukte die zijn gedrag met zich mee bracht. Na een paar maanden hadden we een eigen huis en kwam de rust terug. Helaas bleef de bezoekregeling moeizaam gaan. Elke zondag nadat mijn zoon terug kwam van zijn vader, was hij boos, erg boos. Hij schold me uit, ik mocht hem niet aankijken en hij liep weer heen en weer (in joggingbroek inmiddels) door het huis. Soms wel een uur lang. Daarna was hij ‘terug’.
 
Op de peuterspeelzaal en later ook op de basisschool viel hij op door zijn afwijkende gedrag. De leerkracht van groep 2 opperde hoogbegaafdheid en hij werd onderzocht. Hij bleek bovengemiddeld te scoren op een aantal gebieden, maar hij was niet hoogbegaafd. Op aanraden van een vriendin die dacht dat hij wel helderziend kon zijn, ben ik met hem naar een nieuwetijdstherapeute geweest. Toen ze met kristallen voor hem ging staan, zijn we snel weer vertrokken. Volgens de huisarts was hij zo druk door de scheiding en ik kreeg een psychotherapeute toegewezen. Na één keer een puzzeltje met hem te hebben gedaan, kwam zij tot de conclusie dat het gewoon een intelligent kind was. Maar thuis gingen gewoon de gebroken nachten met angstaanvallen door, de boosheid bij terugkomst van zijn vader en de pesterijen op school. Door een verwijzing naar de kinderpsychiatrie kwam hij uiteindelijk in aanraking met andere kinderen met dezelfde problematiek. Deze herkenning heeft hem goed gedaan en de rust en ruimte gegeven om zichzelf sociaal gezien te ontwikkelen.
 
Inmiddels is hij zeventien en hij studeert al. Hij heeft vrienden die hem raar noemen, maar hem tegelijk ook interessant vinden door zijn kijk op de wereld. Bij nieuwe situaties en spanning wordt hij nog steeds druk. Af en toe loopt hij nog door de kamer, maar niet lang. Hij voelt zich gelukkig en goed in zijn vel. Alleen verkering wil niet vlotten tot zijn spijt, want meisjes vinden hem toch wat ‘bijzonder’.​